RegelZAKEN

DE WINTERGREEN

Natuurlijk willen we allemaal het liefst 52 weken per jaar op een volledige baan spelen met prachtige grote zomergreens.

En ook al is het nog geen winter, is het goed om het toch eens over de wintergreen te hebben.


Wat is de praktijk? Niet alleen bij vorst en sneeuw in de winter moeten greens soms gesloten worden. Ook ’s zomers kan het nodig zijn om een green te sluiten voor onderhoud. Dan is het goed om op alle holes een kleine plek als wintergreen beschikbaar te hebben. Plekken die we in de rest van het jaar zoveel mogelijk tegen beschadiging willen beschermen om ze – als ze onverhoopt nodig zijn – zo snel mogelijk te kunnen prepareren als wintergreen. Zodat we ook dan onze bal kunnen uitholen.


Hoe we als spelers moeten omgaan met die wintergreenplekken wordt geregeld in de Golfregels
(verkeerde green: R.13.1f).

Wáár die wintergreens zijn weten we ook; we herkennen ze aan het korte blauwe paaltje in de grote wintercup. Maar wat de grenzen zijn van de wintergreens is soms niet of nauwelijks te zien. En dan is het moeilijk om Regel 13.1f toe te passen en de verkeerde green geheel te ontwijken (verplicht droppen zonder strafslag).

Op onze baan heeft de baancommissie de volgende regel vastgesteld voor het omgaan met wintergreens voor de periode dat ze niet als green dienstdoen. “Als de speler de omtrek van de wintergreenplek kan herkennen, bijvoorbeeld door een afwijkend maaipatroon of door een geverfde lijn, moet die plek altijd worden ontweken door zonder strafslag een bal te droppen buiten de wintergreen (geheel ontwijken, dus zowel voor ligging, stand en swing). Als de omtrek van de wintergreenplek niet te herkennen is geldt die gewoon als onderdeel van het algemeen gebied en hoeft de speler die plek niet te ontwijken. De speler moet de bal daar dus gewoon spelen”. Als je gehinderd wordt door de grote wintercup met het korte blauwe paaltje mag/moet je die uiteraard altijd ontwijken als GUR of vast obstakel (R. 16).


Hoe we als spelers moeten omgaan met die wintergreenplekken wordt geregeld in de Golfregels
(verkeerde green: R.13.1f).

Wáár die wintergreens zijn weten we ook; we herkennen ze aan het korte blauwe paaltje in de grote wintercup. Maar wat de grenzen zijn van de wintergreens is soms niet of nauwelijks te zien. En dan is het moeilijk om Regel 13.1f toe te passen en de verkeerde green geheel te ontwijken (verplicht droppen zonder strafslag).

Op onze baan heeft de baancommissie de volgende regel vastgesteld voor het omgaan met wintergreens voor de periode dat ze niet als green dienstdoen. “Als de speler de omtrek van de wintergreenplek kan herkennen, bijvoorbeeld door een afwijkend maaipatroon of door een geverfde lijn, moet die plek altijd worden ontweken door zonder strafslag een bal te droppen buiten de wintergreen (geheel ontwijken, dus zowel voor ligging, stand en swing). Als de omtrek van de wintergreenplek niet te herkennen is geldt die gewoon als onderdeel van het algemeen gebied en hoeft de speler die plek niet te ontwijken. De speler moet de bal daar dus gewoon spelen”. Als je gehinderd wordt door de grote wintercup met het korte blauwe paaltje mag/moet je die uiteraard altijd ontwijken als GUR of vast obstakel (R. 16).

Op bijna alle Par-3 holes, maar bijvoorbeeld ook op Lynden-1 is de wintergreenplek onderdeel van de vóórgreen. De omtrek van die wintergreens is meestal niet herkenbaar door een afwijkend maaipatroon.

Op een aantal andere holes (bijvoorbeeld Leeghwater-5 en -9, Lynden-3, Cruquius-7) zijn de wintergreens het gehele jaar goed herkenbaar. Maar op de meeste holes is de herkenbaarheid afhankelijk van het maaiseizoen.

In het najaar gaan de greenkeepers de wintergreenplekken weer speciaal prepareren (maaien, walsen). Ze worden dan beter herkenbaar.

Maar voor ons als speler blijft de eenvoudige richtlijn:

· herkenbare wintergreen? ONTWIJKEN!

· niet-herkenbare wintergreen? SPELEN!

Als u twijfelt over de vraag of uw bal op een wintergreenplek ligt, overleg dan met uw medespelers (zeker in een wedstrijd). Samen weet u meer.

En, er zal geen referee zijn die u zal aanspreken als u bij twijfel over de wintergreengrens toch besluit relief te nemen.

Ziet u – bijvoorbeeld op Cruquius-6 of Lynden-1 – maar een deel van de begrenzing en ligt uw bal misschien toch op de wintergreen, geef dan het gras van de wintergreen het voordeel van de twijfel en ontwijk.

En voor dat ontwijken geldt natuurlijk altijd: “naar de nearest point of relief” en niet “naar de nicest point of relief”.

Op bijna alle Par-3 holes, maar bijvoorbeeld ook op Lynden-1 is de wintergreenplek onderdeel van de vóórgreen. De omtrek van die wintergreens is meestal niet herkenbaar door een afwijkend maaipatroon.

Op een aantal andere holes (bijvoorbeeld Leeghwater-5 en -9, Lynden-3, Cruquius-7) zijn de wintergreens het gehele jaar goed herkenbaar. Maar op de meeste holes is de herkenbaarheid afhankelijk van het maaiseizoen.

In het najaar gaan de greenkeepers de wintergreenplekken weer speciaal prepareren (maaien, walsen). Ze worden dan beter herkenbaar.

Maar voor ons als speler blijft de eenvoudige richtlijn:

· herkenbare wintergreen? ONTWIJKEN!

· niet-herkenbare wintergreen? SPELEN!

Als u twijfelt over de vraag of uw bal op een wintergreenplek ligt, overleg dan met uw medespelers (zeker in een wedstrijd). Samen weet u meer.

En, er zal geen referee zijn die u zal aanspreken als u bij twijfel over de wintergreengrens toch besluit relief te nemen.

Ziet u – bijvoorbeeld op Cruquius-6 of Lynden-1 – maar een deel van de begrenzing en ligt uw bal misschien toch op de wintergreen, geef dan het gras van de wintergreen het voordeel van de twijfel en ontwijk.

En voor dat ontwijken geldt natuurlijk altijd: “naar de nearest point of relief” en niet “naar de nicest point of relief”.

En dan nog een afsluiter. Veel spelers gebruiken voor hun slag vanaf de voorgreen hun putter. Maar als uw bal op een niet in gebruik zijnde maar herkenbare wintergreen ligt is het gebruik van die putter – ook al richt u daarmee geen schade aan – toch verboden volgens Regel 13.1f. Dat kost u twee strafslagen.


Namens de Regelcommissie, Albert Meijerink